Overslaan en naar de inhoud gaan

Tijdlijn

Neem een kijkje op de interactieve tijdlijn. Deze is gekoppeld aan de website www.kolonienvanweldadigheid.eu en laat je kennis maken met alle zeven Koloniën van Weldadigheid, waaronder Wortel- en Merksplas-Kolonie. Het kan even duren voordat de tijdlijn volledig geladen is. (Gelieve Firefox of Google Chrome als browser te gebruiken.)

Ga naar de tijdlijn

De Koloniën van Weldadigheid: een geschiedenis in het kort

1815. Napoleon is gevallen. Willem I wordt koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, het huidige Nederland en België. Een groot probleem in het nieuwe land is de hoge werkloosheid en de armoede. In de steden en ook op het platteland is er veel bedelarij: in 1818 leeft bijna een derde van de bevolking van liefdadigheid. De staatskas is leeg, de maatschappelijke orde lijkt bedreigd.

1817. De oprichting van de Maatschappij van Weldadigheid wordt voorbereid. Drijvende kracht is Johannes van den Bosch, een generaal met veel ervaring in Nederlands Indië. Hij wil in Nederland de armoede uitroeien. Andere initiatiefnemers zijn hoge ambtenaren en de adellijke elite. Ook duizenden burgers over het hele land en in alle grotere gemeenten dragen bij, net als het Rijk zelf. De centrale idee is: wij zullen betalen voor grond en huisvesting, de armen zullen door te werken voor hun eigen onderhoud zorgen. Zo kosten ze de Staat niets meer. Meer nog: op termijn zouden de armen hun schulden aan de Staat kunnen terugbetalen, dankzij (landbouw)overschotten.

De Maatschappij zal uitgroeien tot een nationaal experiment, met prins Frederik als beschermheer. Voordien was armoedezorg een zaak van de lokale kerken en besturen.

'Het doel der Maatschappij is hoofdzakelijk om den toestand der armen en lagere volksklassen te verbeteren door aan die mensen arbeid, onderhoud en onderwijs te verschaffen en hen uit dien toestand van verbastering op te beuren en tot een hoogere beschaving, verlichting en werkdadigheid op te leiden.'

1818-1825. De Maatschappij van Weldadigheid sticht zeven landbouwkoloniën: vijf in Nederland en twee in België, waar de Maatschappij sinds 1822 actief is. Ze koopt in totaal ongeveer 80 vierkante kilometer grond aan. De Koloniën bevinden zich aan de rand van het land, op goedkope woeste heidegrond. Men wil er het land ontginnen en de landbouwproductie stimuleren. Dat gebeurt door de inzet van het verarmde stedelijke proletariaat én met nieuwe technieken. De eerste Kolonie heet Frederiksoord, naar de beschermheer van de Maatschappij.

Er lijken alleen maar wins te zijn: meer binnenlandse voedselvoorziening, vernieuwende landbouwtechnieken, minder overlast in de steden, arme mensen die discipline krijgen. Zij leren een vak en staan dankzij hun eigen 'bedrijfje' voor hun eigen onderhoud in.

Mensen verheffen past in de Verlichtingsidee van de maakbare mens (en natuur). Het Nederlandse voorbeeld krijgt veel internationale belangstelling. Er zijn op dat moment in Europa gelijkaardige experimenten.

1819-1820. Elke Kolonie is anders, maar in alle Koloniën ontstaat snel een nieuw en gelijkaardig landschap: met rechte lanen, waterwegen en voorzieningen (scholen, kerken, spinnerijen...), en met boerderijtjes in de vrije Koloniën of gestichten in de onvrije Koloniën.

Het onderscheid tussen vrij en onvrij is al snel een belangrijke koerswijziging. In de vier vrije Koloniën wonen families met in veel gevallen twee kinderen. Zij kiezen daar in principe zelf voor en kunnen zelf beslissen om terug te keren in de 'gewone' samenleving. In de drie onvrije Koloniën worden mensen gedwongen opgenomen. Gestrafte kolonisten, bedelaars en landlopers moeten er collectief op het land werken, onder leiding van geslaagde kolonisten. Bedelaars en landlopers zijn volgens de wet namelijk criminelen. Al vroeg laten kritische stemmen zich horen: is dit niet onwettig? Betekenen zoveel problematische mensen geen financieel risico? Er verblijven ook wezen in de 'gezonde buitenlucht' van de Koloniën.

1830. Op 25 augustus mondt een liberale manifestatie in de Brusselse Munt uit in een opstand van de verarmde massa tegen het Hollandse gezag en de Brusselse burgerij. De burgerij uit de Zuidelijke Nederlanden gebruikt de onrust om druk uit te oefenen op koning Willem I. Na zijn aarzelende reactie wil men een bestuurlijke scheiding tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Op 4 oktober 1830 roept het Voorlopig Bewind de onafhankelijkheid van België uit. De Nederlandse vorst zal die pas in 1839 officieel erkennen.

De vrije Kolonie Wortel en de onvrije kolonie Merksplas worden nog enige jaren bestuurd door de Maatschappij van Weldadigheid voor de Zuidelijke Koloniën. De Belgische overheid heeft geen belangstelling voor de Koloniën, die eigendom blijven van het Nederlandse vorstenhuis.

Tot 1859. Al snel, en zeker in de jaren 1840, blijkt het productie- en verdienmodel niet goed te werken: de kosten zijn hoger dan de opbrengsten. De beoogde discipline laat wel eens te wensen over en mensen hebben te weinig kennis van landbouw. De nieuwe bemesting werkt niet goed, de gronden raken uitgeput en er volgen misoogsten. Ook de graanprijs is ingestort. Er ontstaan financiële en sociale problemen.

Het experiment is leerzaam, maar blijkt zeker economisch niet te lukken. Het heeft tienduizenden levens bepaald, in goede en minder goede zin, en het landschap is blijvend ingrijpend veranderd. In 1859 worden de Nederlandse onvrije Koloniën Rijksinstellingen.

De jaren 1870 en later. De Belgische tak van de Maatschappij van Weldadigheid ging al in 1842 failliet. In 1870 koopt de Belgische staat de Koloniegronden aan. Het worden Weldadigheidslandbouwkoloniën voor individuen zonder middelen: in Wortel behoeftige bejaarden, mensen met een beperking, werklozen... en in Merksplas zogeheten 'beroepsbedelaars'. De Koloniën veranderen van gedaante. In Nederland worden de vroegere onvrije Koloniën Veenhuizen en Ommerschans strafinrichtingen voor bedelaars. Dat gaat gepaard met ingrijpende verbouwingen door architecten van de overheid: vader en zoon Metzelaar in Nederland en Victor Besme in Merksplas.

Tweede helft negentiende eeuw, tot de jaren 1920. In de drie vroegere vrije Koloniën in Nederland investeert de Maatschappij van Weldadigheid in nieuwe, grootschaliger boerderijen en wordt al langer aan bosbouw gedaan. Er komen ook land- en tuinbouwscholen en complexen voor bejaardenzorg.

De Maatschappij begint in de jaren 1920 met de verkoop van gronden en gebouwen aan particulieren. Ze bestaat tot op vandaag, maar heeft nog maar een beperkte sociale functie. Ze bekommert zich in de eerste plaats om het erfgoed.

De jaren 1920 en later in België. De Koloniën worden eerst een Rijksweldadigheidsgesticht, vooral voor psychiatrische patiënten, maar na de Tweede Wereldoorlog komen er opnieuw landlopers en bedelaars. Vanaf 1955 is Wortel een onafhankelijke instelling voor hen. Merksplas evolueert naar een strafinrichting, met ingrijpende aanpassings- en verbouwingswerkzaamheden. De afschaffing van de wet op de landloperij in 1993 betekent het einde van de twee Koloniën.  Er zijn nog steeds strafinrichtingen in Wortel en Merksplas, maar de gebieden zijn vooral een recreatief landschap en landbouwgrond.

Vanaf de jaren 1980. Na een tijd van leegstand en verval, maar ook van nieuwbouw (gevangenissen, sociale instellingen, welzijn), breekt een nieuwe periode aan. De belangstelling voor het cultuurlandschap met zijn erfgoedwaarden en de bijbehorende verhalen neemt toe. Er komen programma's om de landschappen te herstellen en gebouwen worden gerestaureerd.

2020. De Koloniën van Weldadigheid - waar het Museum de proefkolonie in Frederiksoord, het nog nieuw in te richten bezoekerscentrum in Ommerschans, het Bezoekerscentrum Kolonie 5-7 in Merksplas-Kolonie en het Nationaal Gevangenismuseum in Veenhuizen onderdeel van zijn - kregen het Europees Erfgoedlabel. Hiermee dragen ze mee de waarden van Europa uit.

2021. Nagenoeg tweehonderd jaar na de oprichting van de eerste Kolonie worden de Koloniën van Weldadigheid - Wortel-Kolonie voor Vlaanderen - met hun typische cultuurlandschap ingeschreven op de UNESCO Werelderfgoedlijst.